Om meer informatie te geven over alles rondom diabetes bespreken we insuline. Wat is het en waarvoor heeft een diabetes patiënt dit nodig? Lees hierover meer in dit artikel.
Wat is Insuline?
Insuline is een belangrijk hormoon dat wordt afgescheiden door de eilandjes van langerhans in de alvleesklier (pancreas) en dit is nodig om glucose vanuit de bloedbaan naar de lichaamscellen te brengen. Zeg maar het is belangrijk voor groei en ontwikkeling en belangrijk om de bloedsuiker op peil te houden.
Bij diabetes type 1 werkt de alvleesklier niet meer en daarom moet er insuline worden gespoten of door middel van een insulinepomp in het lichaam gebracht worden. Dit is nodig om de ziekte onder controle te houden.
4 verschillende types
1 – Ultrakortwerkende insuline
Ultrakortwerkende insuline begint vrijwel meteen te werken na het injecteren en werkt ongeveer door tot 3 uur na de injectie. Deze kan direct voor de maaltijd gespoten worden en veelal prikt de patiënt drie keer per dag voor de hoofdmaaltijden. De meest gebruikte soorten in Nederland zijn Apdora en Novorapid.
2 – Kortwerkende insuline
Kortwerkende insuline begint te werken ongeveer 30 minuten na de injectie en werkt ongeveer door na 7 tot 9 uur na de injectie. Meestal heeft de patiënt meerdere injecties per dag nodig.
3 – Lang werkende insuline
Lang werkende insuline werkt ongeveer 24 uur en wordt meestal s’avonds gespoten op het zelfde tijdstip. Deze kent geen pieken en wordt gebruikt in combinatie met de ultrakortwerkende insuline. Lantus en Levimir zijn de lang werkende insuline’s die gebruikt worden in Nederland.
4 – Combinatie insuline
Er zijn ook combinatie insuline’s bekend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van kort werkende- en middellang werkende insuline’s.
Jürgen en Karin gebruiken allebei Novorapid als ultrakortwerkende insuline. En daarnaast gebruiken Karin Lantus en Jürgen Levimir als lang werkende insuline.
Hoe is het ontstaan?
Als je nagaat dat het een eeuw geleden nog geeneens bestond is er op korte termijn erg veel bereikt door de wetenschap.
Onderzoeker Eugine Opie legde de link tussen de eilandjes van Langerhans en suikerziekte. Onderzoekers Frederick Bantin en Charles Best slaagden erin om insuline uit de alvleesklier van honden te isoleren. Leonard Thompson was de eerste diabetespatiënt die werd behandeld met externe insuline. De eerste bronnen om dit te produceren kwamen uit de alvleesklieren van koeien, varkens en paarden. Dit kon worden gedaan omdat de alvleesklier van de mens bijna identiek is aan de alvleesklier van de genoemde dieren.
Doorbraak in 1982
In 1982 bracht Eli Lilly de eerste synthetische humane insuline op de markt, dit wordt geproduceerd met behulp van recombinant DNA technologie. In de jaren negentig ontwikkeld men de synthetische humane insuline verder en wordt het dusdanig aangepast dat er een snellere of korter of langere uitwerking hebben.
Er zijn in vrijwel korte tijd ( 30 jaar ) hele grote stappen gemaakt met betrekking tot de verdere ontwikkeling.
Inname
Inname vindt plaats met een insulinepen, dit is een pen met een heel dun naaldje en in de pen zit een ampul. Je stelt het aantal eenheden in en je spuit de vloeistof vlak onder de huid. Hierdoor wordt de vloeistof geleidelijk aan opgenomen. Kort werkende vloeistof wordt meestal in de buik of in de bovenarmen gespoten. Lang werkende vloeistof wordt veelal in het bovenbeen gespoten.
Injectieplaatsen waarbij de opname snelheid langzaam is, zijn de dijbenen en billen. Hier wordt de langzaam werkende vloeistof gespoten. In de buik wordt de snelwerkende vloeistof gespoten en in de armen, waarbij de opname gemiddeld verloopt, ook de snelwerkende insuline wordt hier gespoten.
Injecteren
Bij warm weer of na een warm bad zal het sneller worden opgenomen dan wanneer het koud is. Wat ook kan gebeuren als de doorbloeding of een zwelling van het vetweefsel van een spuitplek niet meer goed is, dat het achtergebleven vloeistof die nog onder de huid zit in korte tijd wordt opgenomen door het lichaam. Dit veroorzaakt vaak hypo’s. Of een hyper omdat de insuline niet meer goed afgegeven wordt.
Van sommige fabrikanten moet de vloeistof worden omgewenteld voor gebruik, dit houdt in dat er niet heel hard geschud mag worden. Let hierop als je op reis gaat, probeer het doosje koel en klem te vervoeren.
Werking
Om nare spuitplekken (lipodystrofie = een zwelling van het vetweefsel op de plek waar de vloeistof ingespoten wordt) te voorkomen is het verstandig om elke keer een centimeter (cm) naast de vorige spuitplaats te prikken. Een goede huidplooi is hierbij ook belangrijk (zie afbeelding). Bij de lang werkende producten is het handig om de ene dag links en de andere rechts te spuiten. Er zijn diverse naaldlengtes verkrijgbaar, vanaf 4 mm, deze wordt veelal door kinderen gebruikt en je voelt er nauwelijks wat van. Belangrijk is om altijd een nieuwe naald te gebruiken. Na 1 keer spuiten komen er een soort minuscule weerhaakjes aan een naaldje waardoor de huid beschadigt en infecties kan uitlokken en de naald wordt bot of stomp. Het handigst is om de naald na gebruik meteen te verwijderen en deze in de daarvoor naaldencontainer te deponeren. De naaldencontainer mag gratis ingeleverd worden bij de apotheek.
Houdbaarheid
Het bewaren van de vloeistof gebeurd in de koelkast. Dit omdat er conserveringsmiddelen in zijn verwerkt om de patiënt te beschermen tegen infecties. Op het volgende moet gelet worden. Ziet de vloeistof er niet meer goed uit of is de houdbaarheidsdatum verstrekken dan is het aan te raden om de vloeistof weg te gooien. Door warmte en zonlicht en het gebruik na de vervaldatum en buiten de koelkast bewaren, dan gaat de werking verloren met alle gevolgen van dien. De snelwerkende en kort werkende vloeistof zijn normaal gesproken helder van kleur ( water ). Lang werkende en gecombineerde vloeistof is meestal melkachtig van kleur. Ziet de vloeistof er anders uit dan niet meer gebruiken.